Thomas Azier: Berlijn, Parijs en Weltschmerz
In 2018 spraken we Thomas Azier bij het verschijnen van zijn derde album Stray. Toen ik de klus voor het gesprek kreeg aangeboden was ik matig enthousiast. Op papier klonk het voor mij als rootsrockliefhebber als een wat vreemde eend in de bijt. Bij beluistering sprong de vonk toch over. De muziek riep beelden in mij op van de grote stad. Berlijn en Parijs, steden waar hij had gewoond, klonken door. Vuig en chique. Op de grens van akoestisch en elektronisch. Ongrijpbaar. Muziek die je niet begrijpt en soms niet eens verstaat, maar die wel een gevoelsspoor in je achterlaat. Voor mij vormde het klankpalet van Azier een revelatie. Met zijn nieuwe album Love, Disorderly lijkt hij het pulserende stadsdecor te hebben verlaten voor een verkenning van weer een nieuwe dimensie: de tijd. “De tijdgeest kun je niet onder woorden brengen, die kun je enkel voelen.”
foto: Han Ernest
Samen met huisfotograaf Han Ernest sprak ik Thomas Azier in Amsterdam over muziek, beeldende kunst, geestverwantschappen en gemoedstoestanden in een rusteloze tijd.
Het interview met Azier staat in Heaven magazine dat 7 augustus verschijnt. Als aankeiler is hier het gesprek te lezen dat in het blad stond na de release van Stray.
Thomas Azier: Wanderlust
Thomas Azier schuwt grote emoties niet. Zijn elektronisch gedreven muziek is catchy en bijt zich op achteloze wijze vast in het gemoed van de luisteraar. Een cocktail met zowel een scheut pathos als een snufje ingetogenheid. Toegankelijk doch allerminst luchtig. Met Stray vindt hij na een jarenlang verblijf in Berlijn en Parijs een thuis in Amsterdam. Maar wat is thuis eigenlijk voor een man die het liefst in zijn muziek lijkt te willen verwijlen?
door Ludo Diels
Thomas Azier is een muzikale kosmopoliet, die onderdak biedt aan verschillende sentimenten die een brug slaan tussen dance, pop en chanson. Een eenmansuniversum, levend uit koffers en puttend uit de rijke ruif van de harde schijf met vrijwel elk instrument of sample binnen handbereik. Muziek als permanent onderzoek en als bewijs dat de waterscheiding tussen akoestisch en elektronisch voorgoed is opgeheven. De programmeur als liedsmid.
Großstadt
Thomas Azier groeide op in het Friese Nijeberkoop, studeerde aan de Academie voor Popcultuur in Leeuwarden en trok op z’n negentiende naar Berlijn. In die gang van provincie naar Großstadt voltrok zich in Azier ook een artistieke ontwikkeling, een muzikale werdegang. Hij dompelde zich onder in de architectuur van de electro, house en techno en legde een stevig fundament voor zijn debuutalbum Hylas (2014) waarmee hij hoge ogen gooide. Zijn sterk resonerende stem, balancerend tussen gekweld, smachtend en geëxalteerd, werd zijn handelsmerk. In de teksten toonde hij zich een singer-songwriter van klassieke snit die verhalen opdiste over wat hem in het grootstedelijk decor wedervoer.
Nadat hij verkaste naar Parijs verkleurde zijn palet met Rouge (2017) enigszins in de richting van de Franse chanson. Met Talk To Me speelde hij zich definitief in de kijker van het mainstream publiek. Hij sleepte voor beide albums een Edison in de wacht. Hij werkte als producer aan Stromae’s internationaal gelauwerde Racine Carrée en was support acttijdens diens tour.
Met Rouge liet hij naar eigen zeggen meer passie en liefde, en tevens gevaar toe in de liedjes, terwijl hij qua vorm en sfeer teruggreep op de klassieke Franse chansonniers, met Charles Aznavour en Serge Gainsbourg als melodieuze voorbeelden op de horizon. Op het dit jaar verschenen Stray komt Azier als het ware thuis na een groot muzikaal avontuur waarin hij zich in de geest van het huidige digitale tijdsgewricht heeft ondergedompeld in twee tegengestelde metropolen en hun muzikale sentimenten.
Beschouw je jezelf als musicus of eerder als een programmeur?
“De computer is voor mij een noodzakelijk middel. Het helpt me mijn ideeën om te zetten, die ik nooit zonder de computer zou kunnen verwezenlijken. Ik kan alleen al qua instrumenten kiezen uit honderden mogelijkheden. Als ik voor een bepaald stuk een Rickenbacker bas wil inzetten, of een gruizig klinkende gitaar, kan ik dat programmeren. Ik kan steeds radicaler worden als ik dat zou willen. Met de computer heb ik de opnamestudio als het ware altijd bij me. De mogelijkheden zijn talloos, zeker nu de harde schijven steeds groter worden. Voor mij is de grens tussen elektrisch en akoestisch, tussen echt of geconstrueerd, in de muziek niet meer relevant. Ik geloof dat we tegenwoordig kwaliteit op een andere manier definiëren. Het kleurenpalet is diverser geworden.”
Dus toch meer een programmeur met een brede muzikale oriëntering dan een musicus, of?
“Nee, ik ben juist heel klassiek opgeleid. Ik speelde piano. Mijn interesse in muziek is heel breed. Dat varieert van Schubert tot Nirvana. Een muzikale omnivoor. Ik ben in een tijd opgegroeid waarin muziek eigenlijk altijd meteen beschikbaar was. Zo heb ik door de jaren heen naar van alles geluisterd: The Clash, David Bowie, Roxy Music, Depeche Mode, Kate Bush, Kraftwerk. Maar ook naar Aznavour, Brel, Scott Walker, Nick Cave en Leo Ferré. Het loopt kruislings door elkaar. Veel jonge mensen hebben tegenwoordig een brede muzieksmaak. Ik zoek ook nog steeds naar muzikale fossielen. Wat mij bijvoorbeeld fascineert is niet alleen wat Bowie zelf maakte, maar waar hij zelf naar luisterde. Achterhalen wat zijn inspiratiebronnen en referenties waren.”
Jouw stem lijkt omgeven door die elektronische sound bijna een vreemde eend in de bijt. Alsof die levende stem een contrast opwerpt tegen de levenloze klanken uit de computersoftware. Wat is dat met die stem van jou?
“Het is mij altijd om de emotionele zeggingskracht van de muziek te doen. De stem plaats ik daarom in het midden van de compositie. Dat is de natuurbron. Een stem is veelzijdig. Kijk maar op hoeveel manieren we onze stem gebruiken. Als we boos zijn, of seks hebben. De stem is het transportmiddel in mijn muziek. Iemand als Scott Walker experimenteerde daar veel mee. Luister naar Brel of kijk en voel hoe iemand als Ferré een liedje zingt en je weet wat ik bedoel. Dat snijdt dwars door je ziel. Die Fransen zijn overigens niet bang voor emotie.”
Waarin verschilt Stray volgens jou van zijn voorgangers Hylas en Rouge?
“Die eerste twee albums vormden in zekere zin de weerslag van mijn verblijf en onderzoek naar de muziek en cultuur van Berlijn en Parijs. Het bombastische, spannende en minimalistische van Berlijn staat tegenover het ingetogenere, emotionele en klassiekere van Parijs. Op Stray komt het allemaal samen. Het paart de klassieke songwriting aan een moderne productie. De twee voorgangers waren aan die specifieke steden te koppelen, Stray bevindt zich in between, overal en nergens. De liedjes liggen, denk ik, op alle albums gemakkelijk in het gehoor.”
Hoe werkt het maken van een liedje bij jou?
“Ik teken in muziek als het ware op hoe ik naar de wereld kijk. Een soort voyeur die met zijn oren klanken opvangt, zo zou je me kunnen typeren. Die zienswijze laat ik vervolgens met de muziek versmelten. Het is voor mij als ‘voyeur’ al fijn om naar mensen te luisteren in de metro. Ik teken die geluidsimpressies voor mijzelf op en werk het later uit. Dat doe ik op de computer.”
Wat zijn de thema’s op Stray?
“Liefde, vrijheid en loslaten zijn de centrale thema’s op Stray. Ik was vrijwel voortdurend op reis de afgelopen jaren. Het grootste deel van mijn leven heb ik in het buitenland gewoond. Sinds kort woon ik in Amsterdam. In zekere zin is Stray de weg naar een thuis die ik heb afgelegd. Dat thuis denk ik nu gevonden te hebben.”
Had je genoeg van reizen?
“Ik leefde letterlijk uit de koffer en dat is best vermoeiend. Ik werkte op goedkope plekken. Spartaans, zou je kunnen zeggen. Zo’n plek is goed voor de productiviteit. Je raakt niet afgeleid door spullen of luxe, het werk is alles wat je hebt. Maar geleidelijk werd het steeds onderweg zijn toch wel zwaar, buitengewoon kostbaar en onzeker. Bovendien is het ingewikkeld om relaties op te bouwen. Het was een vlucht en zeker niet gezond. Nu ben ik geland.”
Ben je door je gereis en het langdurig verblijf in Berlijn en Parijs een echte Europeaan geworden?
“Ja ik beschouw me wel als een echte Europeaan. Maar dan vooral iemand die gelooft in de geest van Europa, de spirit.Wat me echter ook opviel was dat de verschillen binnen Europa levensgroot zijn, dat ze in Berlijn niet zijn geïnteresseerd in Parijs en omgekeerd. Maar ik stelde ook vast dat er binnen die grote steden groepen zijn die niets met andere stadsbewoners te maken hebben. Ze leven door elkaar, maar niet met elkaar. De verdeeldheid is eigenlijk teleurstellend groot. Arm en rijk leven in gescheiden delen - ze komen elkaar niet tegen. Parijs ervaarde ik in zekere zin als een museum in verval. Toch blijf ik Europa als idee de moeite waard vinden.”
En Nederlander?
“Vreemd genoeg ben je in het buitenland meer Nederlander dan in Nederland. Ik heb veel met Nederland. Dat calvinistische spreekt me op de een of andere manier ook wel aan. Dan heb ik het met name over de ingetogenheid in vormen, de schoonheid van de essentie en de pracht van een kaal landschap met een grijze lucht erboven. Muzikaal sprak Spinvis me vanaf het begin aan, daar luisterde ik veel naar.