Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Interview

Tekst: Louis Nouws
ma 4 november 2019

Robert Forster: ‘Dromers waren we’

Interview

Inferno heet het nieuwe album van Robert Forster (62), meer bekend als oprichter van The Go-Betweens. Die Australische band met een voorliefde voor Lou Reed en The Velvet Underground, veroverde in de jaren tachtig en – na een onderbreking van tien jaar – ook in de eerste jaren van deze eeuw, de harten van menig liefhebber van melodieuze indierock. De cultstatus ontsteeg het gezelschap nooit, al was de luxe verzamelbox G Stands For Go-Betweens Vol. 1 1978-1984 in vloek en een zucht uitverkocht.

“Dat is dan ook een zeer mooi uitgevoerd project”, verklaarde Robert Forster het succes van de overzichtsbox. “Als mensen kunnen zien dat ergens veel zorg aan is besteed, hebben ze er geld voor over.” Hij was er jaren mee bezig. Een labour of love. Het geheel bestaat uit vier vinylplaten, de eerste drie albums en een verzamelaar met de vijf vroege singles, en nog eens vier cd’s met raretiesen live-versies. “Maar de meeste tijd ging zitten in het schrijven van onze geschiedenis, die ik nauwgezet en vrij feitelijk in kaart heb gebracht.” Het staat in een boekwerk van 112 pagina’s. Forster moest de klus alleen klaren, omdat mede-oprichter en soulmateGrant McLennan in 2006 overleed aan een hartaanval. Zijn dood markeerde het definitieve einde van The Go-Betweens.
 
David Byrne
 
Robert Forster oogt als de Australische David Byrne. Rijzige gestalte en gentleman likegoed gekleed. Zeer belezen ook, met een brede belangstelling voor cultuur en popmuziek in het bijzonder. De dood van McLennan bespiegelde hij op zijn soloalbum The Evangelist (2008), daarna leek de bron te zijn opgedroogd. De muzikale bron dan, want Forster ontpopte zich als een scherp criticus en lucide schrijver over popmuziek voor het gezaghebbende Australische tijdschrift The Monthly. Zijn beste stukken zijn verzameld in The Ten Rules Of Rock And Roll uit 2009, dat in 2011 een herdruk beleefde. “Een van de regels is dat het op twee na laatste nummer van een album altijd het zwakste is”, antwoordt hij op de vraag wat die regels zoal zijn. “Maar,” zo relativeert hij, “het was vooral een uitdagende titel voor prikkelende stukken. Voor mijn eigen albums gaat die regel bijvoorbeeld niet op.” Hij lacht bescheiden.
 
The Go-Betweens
 
We spraken elkaar vier jaar geleden. Zijn album Songs To Play was net uit en kende inderdaad geen zwakke plekken. Zoals ook het dit jaar verschenen Inferno echt weer prachtig is. Mocht Forster met een muzikaal writersblock hebben gekampt, dan lijkt dat voorbij. Mogelijk heeft het te maken met de publicatie van Grant And Iin 2016, zijn prachtige biografie over The Go-Betweens. Veel nummers voor Inferno ontstonden als hij tijdens het schrijven een break nam.
In 2015 was hij er nog volop mee bezig. “Ik ben ook al jaren bezig met een boek over een vriendschap tussen twee mannen, je kunt wel raden wie.” Hij benadrukt dat het geen roman is. “Ik ben aan het stoeien met de vorm. Grant en ik hadden een hechte maar lastige relatie.” Hij puft. “Ik mis hem. We kenden elkaar vanaf dat we tieners waren. Er is zo veel dat ik alleen met hem heb gezien en beleefd. Maar ja, we waren een beetje als Godard en Truffaut of als Picasso en Braque. Gelijkgestemde zielen verwikkeld in van haat-liefdeverhouding.”
Forster verhult niet dat het idee voor de herstart van The Go-Betweens in 2000 van McLennan afkomstig was. “En ik kon niet weigeren. Want toen ik hem in 1977 vroeg een band met mij te beginnen stemde hij ook toe. Bovendien had ik toen hij me vroeg aardig wat goede liedjes klaar liggen.”
 
16 Lovers Lane
 
De eerste periode van The Go-Betweens liep tot 1989. “We waren zeer ambitieus en wilden met onze muziek de wereld veroveren. Amerika is lastig voor iedere band van buiten de VS, zelfs voor artiesten uit Canada, maar Europa moest te doen zijn.” De groep verkaste voor jaren naar Londen. Naast Forster en McLennan maakten Robert Vickers, Amanda Brown en Lindy Morrison in die jaren deel uit van de groep, waarbij net als bij Fleetwood Mac amoureuze relaties de zaken er niet gemakkelijker op maakten. Al met al maakten ze zes albums, waarvan 16 Lovers Lane uit 1988 als het hoogtepunt geldt. Met een tv-documentaire over de ontstaansgeschiedenis – te zien op YouTube – het behoort tot de ‘Grote Australische Albums’. Maar van een doorbraak naar het grote publiek kwam het niet. “We werden niet opgepikt door een groot label”, analyseert Forster, “en in de jaren tachtig had je echt de marketingpower van een majornodig om de hitlijsten te kunnen bestormen. Aan de kwaliteit van onze muziek lag het niet. Ik heb die weer heb beluisterd bij de samenstellen van de boxset, ik vind het nog altijd goed klinken.”
 
Duitsland
 
Forster huwde de Duitse violiste Karin Bäumler en woonde na het uiteenvallen van de band jarenlang in ons buurland, waar hij nog altijd op veel bijval kan rekenen, voordat hij terugkeerde naar zijn geboortestad Brisbane, waar trouwens een brug naar de band is vernoemd. Inferno werd opgenomen in Berlijn. Op veel songs kijkt Forster met enige afstand terug op zijn leven als popartiest. In Remain zingt hij: I know what it’s like to be ignored forgotten. When yours is the name that doesn’t come up too often en No Fame: I need no fame. Hij lijkt er vrede mee te hebben.“We waren dromers”, zei hij destijds al over zijn samenwerking met Grant McLennan. “We maakten iets in elkaar los, al schreven we onze nummers altijd afzonderlijk. Voor we de studio ingingen kwamen we steevast een aantal weken bij elkaar om de liedjes door te nemen en uit te werken, periodes die ik me als zeer vreugdevol herinner.”