Recensie
Peter Alexander Jobson - Burn The Ration Books Of Love

ABSOLUTE
Als Leonard Cohen in Northumberland was geboren, dan was hij ofwel Basil Bunting geweest, of bassist van I Am Kloot. Peter Alexander Jobson – ex-bassist van wijlen I Am Kloot – etaleert op zijn eerste soloalbum eenzelfde sonore basstem, maar in tegenstelling tot de religieuze ferventie van een Cohen of Cash hoort men bij Jobson die typische Noord-Engelse nonchalance die neigt naar streetwise onverschilligheid. Denk een deemoediger Richard Hawley, of Rob Goodwin als The Slow Show een soloact met meer humor was. Menigeen zal Jobsons naam herkennen van zijn innemend stugge voorprogrammashow bij Elbow in de Ziggo Dome; zijn wat bekendere vriend en constante promotor Guy Garvey neemt op Burn The Ration Books Of Love een bescheiden plek in als achtergrondzanger. De onderkoelde Jobson lijkt aanvankelijk in geen enkel opzicht op de uitbundige, charismatische Garvey. Toch onthult het album na meerdere luisterbeurten dat het een onuitputtelijk vat vol liefde verstopt. Je kent het wel: je raakt nogal geïntimideerd door een op het eerste oog nors of imposant figuur, maar na een paar ontmoetingen blijkt deze persoon een enorm hart te hebben. Burn The Ration Books Of Love, met zijn cocktailjazzy pianoballads, en lofi rock-’n-roll ontpopt zich in eigen tempo tot een muzikale GVR. Mede met dank aan de productie van alleskunner Ben Christophers, die de spanning vast weet te houden met gitaren, geluidseffecten, synthesizers, een marxofoon (!), en veel meer uitstekend geplaatste instrumentale keuzes. De kracht van het album zit hem dan ook in de variatie; van het geestige Holiday, tot het spoken word epos Kesta. Het eerste nummer is een gelaagde seksgrap van anderhalve minuut, het tweede een meer dan elf minuten durende, ontroerende beschrijving van een uit-het-zicht-geraakte jeugdvriend: If you hear this, give us a shout, man. De valkuil van het album is echter – opvallend genoeg – het gebrek aan variatie. Wanneer Jobson in zijn laagste register andermaal een klein nummer ten gehore brengt, bevatten de welgemeende teksten niet genoeg gravitas om het repetitieve aspect te verantwoorden. Toch, wanneer het mooi is… wanneer het harpmotief in Please Please Please onverwoestbaar volhoudt, of de synthesizers in Taxi Supplies opwellen, en wanneer Jobsons stoïcijnse façade een scheurtje toelaat voor een snik, dan kan het album zich meten met de beste muziek voor de druilerige dagen.
Lenny Vullings