Interview
Oscar Benton: Onverwacht terug
Aanstaande dinsdag zendt KRO-NCRV om 22.40 uur op NPO2 de mooie documentaire Oscar Benton - I’m Back uit, gemaakt door Roel van Dalen en zijn zoon Mees. In 2017 stapten ze in het leven van de oude Haarlemse blueszanger Oscar Benton, die op dat moment in een verzorgingshuis woonde na een zeer zware valpartij. De docu laat zien hoe Benton zich hervindt doordat hij samen met Johnny Laporte werkt aan de comebackplaat I Am Back. Benton, die een grote hit had met Bensonhurst Blues, overleed afgelopen jaar op 8 november. Paul Stramrood sprak Benton en Laporte in 2018 bij het verschijnen van het album.
Oscar Benton was stervende, hoorde hij de dokters zeven jaar geleden zeggen. ‘Een stuk of zes keer.’ Ze hadden het mis. Hij herstelde van zijn hersenbloeding in een verzorgingstehuis. Daar verscheen als deus ex machina zijn vriend Johnny Laporte. Ze namen in een jaar twintig songs op in een kamertje van het tehuis. Twaalf staan op zijn album I Am Back. Nu nog dat tehuis uit. “Dat lukt alleen als ik een vrouw vind.”
Velserduin is een imposant verzorgingstehuis in IJmuiden. Ruime entree, sfeervolle ontvangstruimte. Oscar Benton en Johnny Laporte verwelkomen Heaven en gaan ons voor naar de interviewruimte. Benton laat zijn lunch voor wat die is. ‘Ik ga niet zitten eten terwijl ik met iemand praat.’
De Oscar Benton Blues Band treedt nog ruimschoots op, zeven jaar geleden, hier en vooral in het buitenland, en dan in het bijzonder in het Oostblok. Daar heeft hij ook de meeste platen verkocht. Ferdinand Ferdinand graaf Van Eif, zoals hij sinds zijn geboorte heet, is uit Limburg verhuisd naar IJmuiden. In zijn statige huis daar komt het noodlot langs. “Ik was voor de zesde of zevende keer gescheiden. Ik ben gek op vrouwen. Op de lagere school had ik al verkering, op de middelbare met een Scottish country girl. Ze zit op de nieuwe plaat in Old But Happy. Maar goed, Ik ben daar van drie hoog omlaag gesodemieterd. Ik stuiterde op die prachtige houten trappen steeds met mijn hoofd tegen die prachtige stenen muur, heel chic. Zo gaat dat als je van adel bent. Ik raakte in coma. Ze zeggen dat je dan niks hoort, maar ik hoorde de doktoren een stuk of zes keer zeggen ‘hij is stervende’. Dat hebben we verwerkt in I Am Back, geschreven door John. Ik heb hem alles verteld.”
John Laporte, gitarist en songwriter voor Barrelhouse, speelde in de Oscar Benton Blues Band. Benton heeft in 2011 officieel afscheid genomen. Anders dan in andere jaren gaat Laporte in 2016 naar Bentons verjaardag. “Na die hersenbloeding gingen we er van uit dat Oscar alleen die oude eigen nummers kon zingen. Op die verjaardag zong hij opeens My Way. Iedereen was stomverbaasd.”
Laporte heeft dan net een cursus opnametechniek achter de rug. “Ik was ontslagen, de oudjes moesten eruit, maar ik mocht een cursus doen. Die twintig lessen had ik met goed gevolg achter de rug en ik zocht een productieproject. Ik zei: ‘Os, ik ben volgende week bij jou, dan gaan we kijken wat er aan de hand is’. Ik neem mobiele apparatuur mee, we krijgen een kamertje en ik zeg ‘zing nou nog maar eens My Way’. Oscar gaat staan en zingt. Hij worstelt met de tekst, moet zoeken, maar ik krijg meteen kippenvel. Vanaf toen ben ik iedere week naar hier gegaan, we hebben liedjes geschreven en opgenomen, een jaar lang. De eerste was Fuzz ’N Fight, dat kon snel, een heel eenvoudig nummer, alles is herhaling. We moesten uitvinden wat Oscar kon. Ik zorgde dat ik elke twee weken een nieuw nummer had. Binnen tien maanden hadden we twintig nummers.”
Daarmee was Laportes project af. Van een plaat was nog geen sprake. Laporte liet de resultaten horen aan de leden van Barrelhouse en hun manager. Magere reacties. “Ze hadden daar niks mee. Ik dacht: ‘Dan brengen we het ook niet uit.’ Maar toen ik het zomaar een keer buiten die inner circle liet horen, kregen vooral veel vrouwen tranen in hun ogen. Daar gebeurde wat, de bevestiging kwam van buiten die eigen kring.”
Die plaat kon dus misschien alsnog. Daarvoor moest Laporte de opnames verfijnen en uitbreiden. Benton hoefde niet veel meer te doen. “Bijna alle nummers zijn in één keer opgenomen. En ik ben beter bij stem dan ooit, hoor ik. We hoefden ook niets, we konden doen wat we wilden. Dat is lekker werken.”
Op de band stonden die stem en het beetje begeleiding dat nodig is voor een opname: gitaar, bas, drums uit een computer. Laporte ging aan de slag. “Een aantal instrumenten heb ik gewoon laten staan, omdat het heel puur is, ter ondersteuning van de stem van Oscar. Ik heb van alles toegevoegd, een orgeltje, twee cello’s, de stem van zangeres Laura.” Benton: “Een lage stem, precies wat de mijne goed aanvult. Dat had ik vroeger ook met Monica, toen we hitjes scoorden met onder andere All I Ever Need Is You.”
In de directe omgeving bleef het enthousiasme laag. Benton: “Omdat het niet alleen blues is, maar ook veel country, een beetje rock, een beetje pop.” Laporte vroeg Erik Schurman, producer van onder meer Barrelhouse’s Almost There, vijf nummers te produceren. De zoektocht naar een platenmaatschappij eindigde bij V2. Laporte bedong wel een compleet album, met een ep’tje van vijf songs namen Benton en hij geen genoegen meer. Om de kosten nog een beetje onder controle te houden, zou hij zelf de andere zeven doen. “Het moest commercieel zijn en dat kan Erik. Hij nam Martijn Bosman mee, drummer bij Guus Meeuwis. Echt te gek, die begreep meteen hoe het moest. Aardig was dat later de bassist en gitarist van Guus belden of ze ook mochten meedoen. Maar Erik speelt bas en gitaar, dus dat hoefde niet.”
“Toen kwam de vraag: hoe doe ik die zeven andere nummers? De band had er geen gevoel bij. Jammer, maar wel eerlijk. Ik kwam daardoor even in een dip terecht en besloot daarna het doen zoals Erik, zij het low profile, met een drummer van een ander bandje waarbij ik wel eens speel, en Robbie van Donselaar op toetsen. De rest heb ik zelf gedaan. O ja, die mogen we niet vergeten: Ruben Hoeke, de zoon van Rob, speelt gitaar op Better Stop Cryin’.”
Ze schakelden crowdfunding via de site voordekunst in om de financiering rond te krijgen. Laporte: “Dat werkte ook heel goed voor de publiciteit. ‘Oscar is bezig’, zong het rond. Het is wel een hoop werk erbij, maar het helpt.”
Een jaar de tijd nemen om één plaat op te nemen, het komt niet vaak meer voor. Het was ook niet de opzet. Het tweesnijdende mes bediende Oscar Benton met muzikale therapie en Johnny Laporte met een geslaagd productieproject. I Am Back is klaar. De doop in het Patronaat in Haarlem luidde het begin in van Oscar Bentons tweede carrière. Hij is nog lang niet klaar. Johnny Laporte ontdekte dat ze nog elf nummers over hebben, en meer op komst. “We zitten nu in de flow, ik weet hoe ik moet opnemen en hoe ik platenmaatschappijen moet benaderen. We zijn al bezig aan I Am Back Part 2.” Benton is geweldig opgefleurd en kan eigenlijk Velserduin wel uit. “Maar dat lukt alleen als ik een vrouw vind.”
GESCHIEDENIS
Oscar Benton (Ferdinand George graag Van Eif, 3 februari 1949) is zo ongeveer een wonderkind. Hij groeit in zijn adellijke omgeving op met klassieke muziek, en speelt vanaf zijn kleutertijd viool. “Mozart, Bach, Vivaldi, ze zagen in mij de nieuwe Herman Krebbers.”
Op de middelbare school maakt hij kennis met pop, crooners als Sinatra en dan de blues. “Onze leraar bracht wat platen mee uit 1900, ik vond ze mooi en dacht ‘hé, dat kan ik ook’. En dat kon ik ook, ik heb een negroïde stem. Die krijg je niet zomaar, daar moet vroeger iets voor zijn gebeurd.”
Hij blijft één keer zitten op het Lorenz College in Haarlem, te wijten aan zijn Scottish Country Girl. Hij komt in 1968 van school, gaat rechten studeren in Amsterdam en richt met Hans van Dam de Oscar Benton Blues Band op. De bandleden geeft hij Engelse namen. Johnny Laporte heet gewoon John Rijken. Op zijn 19e doet Benton mee aan het Loosdrecht Jazz Festival en wint hij daar de eerste prijs, een platencontract bij juryvoorzitter Tony Vos.
Benton en band nemen bij de labels Phonogram en EMI op met diverse producers als Tim Griek en Boudewijn de Groot. “Die zat in heel andere muziek, maar ze wezen hem gewoon aan. Zo ging dat toen, altijd ten koste van de band. We lagen elkaar niet zo. Hij heeft wel ons prima derde album afgeleverd, in 1971.”
Dat album bevat Bensonhurst Blues, het nummer dan Oscar Benton over de grenzen van Nederland helpt. In 1981 scoort hij een nummer één hit in Europa, zij het niet in Nederland. De film Pour La Peau d’Un Flic met in de hoofdrol Alain Delon is het vehikel voor Bensonhurst Blues, Oscar Benton en zijn band. Vooral het Oostblok raakt uitermate gesteld op de Nederlanders.
In eigen land heeft Benton twee hits met zangeres Monica. Hij blijft optreden tot hij in 2010 na een val een hersenbloeding krijgt. Sinds zijn officiële afscheid in 2011 treedt hij nog maar bij wijze van hoge uitzondering op, en dan vooral ver van huis: Boekarest, Istanbul en Praag, op uitnodiging van de Tsjechische president. Platen maakt hij niet meer, tot gitarist, songwriter en vriend Johnny Laporte hem terug haalt naar de muziekwereld.
Het interview met Oscar Benton en Johnny Laporte is eerder verschenen in Heaven magazine