Column
Op het tweede gehoor: wennen aan een stem
Ik vermoed dat de meeste mensen voor hun favoriete popartiesten zijn gevallen vanwege hun stem. Niet omdat hun slaggitaarsound zo fantastisch was, of hun teksten, melodieën of akkoordenschema’s zo wonderbaarlijk. Voor mij werkt het in elk geval wel zo. Ik ben bijvoorbeeld niet bestand tegen de strot van Sandy Denny, James Taylor, Sam Cooke of Gregory Porter. Al zouden ze Poesie Mauw of Op een Grote Paddenstoel zingen, ik ga geheid voor de bijl.
Door Chris Bernasco
Andersom zijn er artiesten met een stem die tegenstaat, dat herkennen veel popliefhebbers vast ook. Zo ben ik licht allergisch voor zangers en zangeressen met veel vibrato, zoals Chris DeBurgh en Ane Brun. Maar andere mensen, zo weet ik, krijgen de kriebels bij Bob Dylan, Neil Young, Randy Newman of Richard Thompson – om een paar niet helemaal willekeurige namen te noemen.
Maar wat er dan precies is met zo'n stem, dat is vaak moeilijk te zeggen. Te nasaal, te rasperig of te gedragen misschien. Of de zanger zingt ‘ertegenaan’ - steeds een klein beetje naast de beoogde noot. Er is in elk geval iets dat irriteert. Het kan ook een associatie zijn. Misschien doet de stem je denken aan een leraar van de middelbare school, of breng je de stem onbewust in verband met een muziekgenre waar je niet zo van houdt.
Wat de oorzaak ook is, de stem-aversie kan een probleem zijn. Vooral als hij je ervan weerhoudt om naar de mooiste liedjes uit de pophistorie te luisteren. En des te meer omdat artiesten met een aparte stem - ik blijf even bij het bovengenoemde viertal als voorbeeld - waarschijnlijk alleen de top wisten te bereiken vanwege hun uitzonderlijke klasse als liedjesschrijvers.
Wat kun je doen als je het werk van dergelijke artiesten toch wilt leren kennen? De simpelste manier is natuurlijk: via covers van hun nummers. Er is genoeg. Goudkeeltje Bonnie Raitt coverde onder meer Dimming of the Day (Thompson), Jimi Hendrix All Along the Watchtower (Dylan). The Indigo Girls deden een tweestemmige Down By the River (Young), Ray Charles leende zijn strot aan Sail Away (Newman). Op de website Cover Me, geheel gewijd aan alternatieve versies van bekende popliedjes, vind je nog veel meer.
Maar misschien wil je deze omweg vermijden. Omdat een cover toch niet de real thing is. In dat geval zit er niks anders op: je moet het diepe in. Je moet gaan luisteren. Maar hoe kun je dan aan zo’n voor jou tegendraadse stem wennen? Mogelijk heb je iets aan de strategie die ouders van lastige eters wel toepassen: kleine porties, niet drammen, af en toe toch een hapje laten nemen van het gewraakte voedingsmiddel. Vanuit de wetenschap dat je vaak aan een bepaalde smaak moet wennen.
Ik heb deze methode toegepast als ouder én als popliefhebber. Dat laatste onder meer bij de geweldige Canadese singer-songwriter Ron Sexsmith. De eerste keer dat ik zijn muziek hoorde, rond 2000, haakte ik meteen af. Ik vond hem met zijn wat temerige voordracht een beetje een aansteller. De inhoud van zijn liedjes was al melancholiek genoeg, daar hoefde je niet ook zo bij te zingen. Maar ik wilde me toch niet laten kisten. Een paar weken later probeerde ik het opnieuw, met een andere plaat van hem. Elke dag een paar tracks. Kleine porties. Onder andere het prachtige, übermelancholieke Just My Heart Talkin’. Net zolang tot ik aan zijn geluid gewend was. En zo kwam het uiteindelijk helemaal goed tussen Ron en mij. Ik kan me nu niet meer voorstellen wat ik destijds tegen zijn stem had. Net zoals ik niet meer snap waarom ik ooit geen spinazie lustte.
Chris Bernasco geeft hier eens in de maand een bijzondere kijk op popmuziek.