Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Column

di 1 juni 2021

Op het tweede gehoor: Waar zijn de rocksterren?

Column

Als je tegenwoordig het woord rockster tegenkomt, lijkt het bijna nooit te gaan over een muzikant, maar vrijwel altijd iemand buiten de popmuziek. Thomas Piketty wordt ‘rockster-econoom’ genoemd, schrijver Karl Ove Knausgård ‘literaire rockster’, de alternatief boerende Joel Salatin is de ‘rockster van de landbouw’, Suzanne Schulting ‘de popster in de Nederlandse shorttrackwereld’. Popartiesten zelf worden nauwelijks nog zo aangeduid, dus de vraag rijst: waar zijn de echte rocksterren gebleven?

Door Chris Bernasco

Een welsprekend antwoord op die vraag wordt geleverd door David Hepworth in zijn boek Uncommon People. The Rise and Fall of the Rock Stars (2017). Volgens de Britse muziekjournalist is de rockster te vergelijken met de cowboy. Ooit werkten er in het Wilde Westen echte koeienherders, inmiddels is de cowboy iets van vroeger, een archetype, een benaming voor bijvoorbeeld een ondernemer die zich weinig aantrekt van de regels in zijn branche.

Ook de rockster is volgens Hepworth vanaf zijn komeetachtige opkomst midden jaren vijftig, met artiesten als Little Richard en Elvis Presley, via Beatles, Stones en Prince geleidelijk veranderd van een reëel bestaande publieke figuur in een archetype: de onafhankelijke, geniale rebel die zich als een halfgod ver boven gewone stervelingen verheft en een leven leidt waarvan zij alleen maar kunnen dromen.

In Uncommon People trekt een fraaie en veelkleurige stoet sterren voorbij, in veertig korte hoofdstukken: van ‘gitaargod’ Jimi Hendrix en de getroebleerde Janis Joplin, die verstrikt raakte tussen imago en privépersoon, tot de bebrilde gitarist Hank Marvin van de Shadows, rolmodel voor talloze verlegen Engelse puberjongens van zijn tijd. Ook Dylan, Bowie, Springsteen en Prince ontbreken natuurlijk niet. Sommige portretten in deze eregalerij, zoals dat van de ‘meest onwaarschijnlijke rockster ooit’, Ian Dury, zijn regelrecht inlijstwaardig.

Het boek eindigt, veelbetekenend, in 1994 met Kurt Cobain. Voor Hepworth is Cobain de laatste echte rockster. De Nirvana-frontman worstelde zo met de overspannen verwachtingen van wat een rockheld zou moeten zijn, dat we zijn zelfgekozen dood als symbolisch moeten zien. En met de dood van de rockster kwam het archetype tot leven.

Er zit een confronterende kant aan Uncommon People. Het boek houdt iedereen een spiegel voor: artiesten, popjournalisten, roddelmedia, maar ook ons popliefhebbers. De beschreven ontwikkelingen heb ik voor een groot deel zelf meegemaakt maar zonder dat ik altijd besefte naar welk bijzonder en soms ook merkwaardig schouwspel ik aan het kijken was, of welke rol ik daar zelf in speelde. Het knappe van Hepworth is dat hij zijn muziekliefde het steeds laat winnen van zijn kritisch beschouwende blik. Zo maakt hij het wonder van de rock-’n-roll uiteindelijk eerder groter dan kleiner.

Uncommon People laat ons ook met nieuwe ogen naar het huidige poplandschap kijken. Welke elementen van de rocksterrencultus hebben ‘het einde van de rockster’ overleefd en welke nieuwe elementen zijn er misschien bij gekomen? Wat verwachten wij als popliefhebbers eigenlijk van de huidige generatie popmuzikanten? Het zijn vragen die ik niet zo een twee drie kan beantwoorden, misschien lukt dat ook pas als je van een afstandje op een periode kunt terugkijken. Wel is duidelijk dat de oude rol van rockster niet meer voor de popartiesten van nu is weggelegd – die is inmiddels definitief vergeven aan economen, schrijvers, biologische boeren en shorttrackers.

Chris Bernasco geeft hier eens in de maand een bijzondere kijk op popmuziek.