Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Blog

wo 28 oktober 2020

Op het tweede gehoor: Een spijkerjack met een ziel

Blog

Voor Japanners schijnt alles in de wereld een ziel te hebben – ook dieren, planten, stenen en andere stoffelijke zaken. In ons meer romantisch gestemde Westen loopt er juist een diepe scheidslijn tussen de bezielde mensheid en – afgezien van huisdieren en paarden – de ‘zielloze’ rest. Ook in de popmuziek. Popliedjes gaan over mensen en hun verwikkelingen. Niet over dingen. Maar sommige artiesten hebben lak aan die regel en getuigen gewoon van hun onbetamelijke liefde voor stoffelijke zaken.

Door Chris Bernasco

Het eerste lied waarvan ik besefte – pas later, overigens – dat het over een ding ging, was Long May You Run van The Stills-Young Band. Een zonnig hitje uit 1976, ontsproten aan het brein van Neil Young. De ‘you’ uit de titel bleek geen geliefde, vriend of vriendin, maar een auto. De melancholieke Canadees bracht een eerbetoon aan zijn geliefde ‘Mort’, de Buick-lijkwagen waarmee hij begin jaren zestig met zijn eerste bandje door zijn vaderland toerde.

Een andere liedjesschrijver die zeker zoveel van spullen houdt als van mensen, is Fred Eaglesmith – toevallig of niet ook een Canadees. Eaglesmith is verzot op treinen, auto’s, motorfietsen en andere machines. Zoals te horen is in 18 Wheels. Zijn machineliefde belet hem overigens niet om ook mooie songs over mensen te maken, zoals The Dad Song, een ode aan zijn overleden vader.

Maar het mooiste ding-liedje staat wat mij betreft voorlopig op naam van countryzangeres Ashley McBryde. De Amerikaanse singer-songwriter, in 2018 als dertiger debuterend met het album Girl Going Nowhere, focust niet op een auto maar op een kledingstuk. (Inderdaad, deze voorbeelden geven toch wel een aanwijzing dat traditionele man-vrouw-patronen ook in de popmuziek behoorlijk standvastig zijn.)

In The Jacket gaat het, passend bij outlaw McBryde, om een spijkerjack. Het jack van een vader. Een gehavend kledingstuk, met een ontbrekende knoop en slijtplekken op de ellebogen. Wordt het niet eens tijd om het weg te doen, pa, zegt dochterlief. Kan niet, zegt vader. Want zijn leven zit in dat jasje. Als het regende, hing hij het om de schouders van haar moeder. Liftend naar Boulder, naar Willie Nelson-concerten, een nacht in de cel – waar hij ook ging, in goede en slechte tijden, het spijkerjack was erbij, zegt hij terwijl hij zijn dochter omhelst.

Maar het verhaal gaat verder. Vlak voor het eind van het lied zingt McBryde: It ain’t much to look at, but he let me have it, en ze vervolgt: So I could feel his arms around me in that old jeans jacket. Een bijzonder geschenk voor een dochter als die de wijde wereld in trekt om haar eigen weg te zoeken. Een schild om de elementen, lelijke woorden of tegenslagen mee op te vangen.
Als luisteraar kruip je in dit lied in de huid van de dochter, maar ik – als vader van een al behoorlijk zelfstandig zeventienjarig meisje – kijk ook mee vanaf de andere kant. Ik begin me al voor te stellen hoe het is om mijn dochter los te laten. Niet gemakkelijk. Je zou ze toch het liefst voor altijd voor alle gevaren behoeden. De oplossing van deze vader is zo gek nog niet, en vereist maar een kleine leap of faith: dingen hebben van zichzelf dan misschien geen ziel, ze kunnen die ook bij ons in het Westen wel verwérven.

Chris Bernasco geeft hier eens in de maand een bijzondere kijk op popmuziek.