Interview
In memoriam: Rusty Young (Poco)
Steelgitarist Rusty Young, een van de oprichters van de countryrockband Poco is woensdag 14 april 2021 overleden aan een hartaanval in zijn huis in Davisville, Missouri. Hij was 75 jaar oud.
Norman Russell ‘Rusty’ Young werd geboren op 23 februari 1946 in Long Beach, Californië, en groeide op in Denver, Colorado, waar hij lap steel begon te spelen. In 1967 vroeg Richie Furray Young om steel gitaar te spelen op Buffalo Springfield's derde en laatste album Last Time Around. Hij excelleerde in het nummer Kind Woman. Na het uiteenvallen van die band richtten Furay en Young Poco op, samen George Grantham en Jim Messina.
De band is altijd blijven bestaan, met de nodige personele wisselingen. Zo speelden ook Randy Meisner, Timothy B. Schmit en Paul Cotton korte of langere tijd in de band, maar Rusty Young vormde de muzikale kern van de band. Pas in 2017 bracht Young zijn eerste soloalbum uit, Waiting For The Sun. Paul Stramrood sprak hem toen voor het magazine.
Poco: Blijven drijven
Op het graf van Buffalo Springfield richtten drie jonge muzikanten in 1968 hun nieuwe band op. Vijftig jaar later bestaat Poco nog steeds. Door de decennia heen is één man verantwoordelijk: Rusty Young. Hij is 72, heeft net zijn eerste soloalbum gemaakt, en heeft de 23e bezetting van zijn groep rond. Poco Collected, drie jubileum-cd’s uit Nederland, heeft hij net binnen.
“Ik ben heel tevreden”, stelt Young vast. “Als gebruikelijk hebben wij niks te zeggen gehad over de samenstelling. Deze is goed, met veel werk uit het begin, de hits, solowerk en zelfs mijn favoriet van mijn album, My Friend.”
Hij is net terug uit Nashville. Daar heeft de band een week geoefend met hun nieuwe lid, Lex Browning. “Inderdaad, van de wapens. Lex speelt voortreffelijk viool, mandoline en gitaar. Met hem erbij klinken we meer als Poco van de seventies. Ik ga ook weer vier, vijf songs spelen met steelgitaar. Dat heb ik tien jaar niet kunnen doen, met de keyboards was letterlijk geen plaats voor mijn steel op het podium. De mensen willen de steel.” En ‘de mensen’ zijn Poco’s levensbron. “Onze fans hebben ons drijvend gehouden.”
De groep heeft nooit het grote succes gehad waar eigenlijk iedereen op rekende toen Buffalo Springfield’s Richie Furay en Jim Messina met Rusty Young Poco oprichtten. (Eigenlijk Pogo, naar de briljante strip van Walt Kelly, maar dat mocht juridisch niet.) Bassist Randy Meisner en drummer George Grantham completeerden de groep. Zingen konden ze allemaal, dus Poco stond vooraan in de rij countryrockpioniers.
Het succes kwam niet. Pickin’ Up The Pieces, hun eerste elpee, kreeg prima recensies maar haalde geen hoge verkoopcijfers. En nog ernstiger: ze hadden geen hits. Op de eerste single, het titelnummer, ontbrak Youngs steelgitaar. Hij kan daar nog niet over uit. “Clive Davis haalde ons naar New York om de single te laten horen. Het was helemaal de albumversie, alleen zonder steel. Richie zei: ‘Het klinkt geweldig, maar waar is die steel, die is zo ongeveer onze handtekening.’ Ik hoor het Clive nog zeggen ‘je kunt geen steel hebben op een hit’. Krankzinnig. Zou hij Ian Anderson van Jethro Tull hebben verteld dat een hit met fluit niet kon? Clive is een jurist, geen muziekman.”
De steel was geen bekend instrument. Rusty Young speelt hem sinds zijn zesde. “We woonden in Colorado. Mijn ouders waren grote countryfans. Mijn vader hield in het bijzonder van de steel. De pedal steel was eigenlijk nog niet uitgevonden, in 1952. Ze gaven kinderen een lap steel, want die was gemakkelijk te bespelen. Na een half jaar les switchte je dan naar gitaar, die was fysiek moeilijker te bespelen. Ik had les met zo’n twintig kinderen. Dat was het systeem. Daarna kreeg ik privélessen. Ik denk trouwens dat mensen zonder het te weten al vroeg steel hebben gehoord, bij Ray Charles bijvoorbeeld, in de tijd van zijn countryalbums.”
Teleurstelling
Geen hit dus voor Poco, ook niet uit de volgende albums, met de nieuwe bassist Timothy B. Schmit. Dat stelde iedereen heimelijk of openlijk teleur en leidde tot het vertrek van Richie Furay, die daarvoor al Randy Meisner uit de groep had gezet, waarmee Poco een kwartet was. “David Geffen wilde op zijn label Asylum zijn eigen Crosby, Stills & Nash hebben, de Souther-Hillman-Furay Band, met Richie, JD Souther en Chris Hillman van de Flying Burrito Brothers. Het werkte niet, je hebt voor een band meer nodig dan drie namen. Maar Richie ging, want hij was ongelukkig doordat we geen succes hadden, zelfs niet met A Good Feelin’ To Know. Volgens Geffen lag dat aan iedereen in de band behalve Richie. Hij zou van Richie een hitact maken. Ik kan Richie geen ongelijk geven.”
Young raakte ook ontmoedigd. “Het lukte ons niet in de hitmarkt te komen. Paul Cotton en Timothy hadden een paar songs waarmee dat had moeten lukken. Luister naar I Can’t Tell You Why van de Eagles, geschreven en gezongen door Timothy. Dat klinkt helemaal als Poco. En het was een nummer 1 hit.”
De platenwereld was hard in de seventies. “Iedereen had veel te winnen en veel te verliezen. Je tekende bij een label en kreeg je eigen a&r-figuur. Als die vertrok, en dat deden ze, had de rest geen enkel belang meer bij je. Dan ging je naar de kelder, tenzij je iemand als Bruce Springsteen was, of Whitney Houston. Onze labelmannen hebben ons meer dan eens verlaten binnen een half jaar nadat we hadden getekend.”
De laatste factor is geluk. En dat had Poco eindelijk in 1978. “Wie heeft een hit als Crazy Love? Daar ben je mee gezegend. Daar ben ik nog steeds dankbaar voor. Toen Timothy vertrok, in 1978, liet het label ons vallen. We waren net aan het oefenen op nieuwe songs, onder andere Crazy Love en Heart Of The Night. De jongens van het label kwamen toch maar eens luisteren. Ze kwamen terug van hun beslissing. ‘Ga maar een plaat maken.’ Dat werd Legend. Crazy Love was een enorme hit, Heart Of The Night een grote. Zonder Crazy Love was Poco gestopt. Dat was onze reddingslijn. Eindelijk een hit. In de late jaren tachtig hebben we nog een grote hit gehad met Call It Love. Die zong ik ook.”
Hemel
In vijftig jaar Poco is Rusty Young de enige constante. “Net als bij veel groepen. Van de Eagles is ook één man over, Don Henley. Ik heb een foto van een fotograaf, ik kan maar niet achterhalen wie, die de countryrockbeweging wilde vereeuwigen, ergens eind jaren zestig. Op die foto staan Gene Clark, Doug Dillard, ik, Richie, Chris Hillman, Gram Parsons, Clarence White, Sneaky Pete, Michael Clarke en nog een paar. Van al die mensen zijn alleen Richie en ik nog in leven. The rest have moved on, ze spelen in de hemel met Janis Joplin en Elvis.”
Rusty Young: 23 februari 1946 – 14 april 2021