(G)een klik met Jackson Browne
Meestal klikt het en soms niet. Hoe het komt? Geen idee. Feit is dat mensenwerk grotendeels drijft op zoiets onverklaarbaars als een connectie, chemie misschien. Missers liggen op de loer. Parfum kan een stoorzender zijn, net als slechte adem, een foute pantalon of een irritant stemgeluid. Met artiesten is het net zo. De ene spreekt je aan, terwijl de andere je de gordijnen injaagt. En heel af en toe rust er gewoon een vloek op de relatie tussen een artiest en jezelf.
Tekst Ludo Diels; foto Nels Israelson
Jackson Browne is een muzikale held uit lang vervlogen dagen met een aantal schitterende albums die de tand des tijds moeiteloos doorstaan. Man en oeuvre behoeven geen introductie. Toch wil het niet lukken tussen ons, terwijl ik me toch zoveel moeite heb getroost om zijn muziek in mijn systeem te krijgen. Ik sprak hem onlangs telefonisch over zijn nieuwe album Downhill From Everywhere. Het leidde niet tot een interview in ons magazine.
Ik ben geen fan, wel een liefhebber van sommige van zijn albums. Er zijn jaren geweest dat ik niet aan hem dacht, dat ik zijn muziek links liet liggen. Zo was het eigenlijk de laatste vijftien jaar, totdat ik tijdens een roadtrip door Amerika in 2018 samen met een vriend zag dat Jackson Browne optrad in The Greek Theatre. Hoe iconisch wil je het hebben? De man die voor een deel verantwoordelijk was voor die bekende Westcoast sound in zijn natuurlijke habitat aanschouwen, moest niet minder dan de kroon op onze tot dusver geweldige trip worden. U voelt hem al aankomen. Het werd een deceptie. Althans het werd niet wat ik had gehoopt. De show was mat. En dan was er nog dat niet te harden gospelmiddenstuk en een koffiepauze dat het concert ontdeed van het laatste restje rock-’n-rollzweem. Halleluja, het leek wel de familiedag van de EO. Gelukkig viel de locatie niet tegen, die was hemels. Met de klanken van Running On Empty op de achtergrond scheurden wij het Griffith Park uit.
Of ik Jackson Browne wilde interviewen? Zo vaak krijg je iemand van dat kaliber nu ook weer niet te spreken, dus ik stak in de redactievergadering als eerste de hand op. In de weken voorafgaand aan de phoner werd er vanuit Amsterdam, van ergens uit Zweden en vanuit Los Angeles gemaild dat het een lieve lust was. Het management hield de teugels ferm in de hand. Hier werd niets aan het toeval overgelaten. Maar ergens sloop er toch een fout in de voorbereiding. Want men had de écht relevante informatie – zijn nieuwe album – niet naar mij maar naar een collega gestuurd die op vakantie was. Pas op de dag van het geplande gesprek ontving ik van de teruggekeerde vakantieganger de link van het album. Ik had er verschillende keren naar gevraagd en de manager uit Zweden wist zelfs een paar dagen voor het interview nog steeds niet of het album al te beluisteren was. Dan maar à l’improviste. Het is immers niet elke dag bal met een artiest van die grootte. Zonder een beetje moed kom je nergens.
Het gesprek verliep prima. Jackson Browne was allervriendelijkst. Hij vertelde me dat inclusiviteit het centrale thema was op het album. Die zag ik niet aankomen. Ook de milieuverontreiniging passeerde de revue. En een scheut menselijke conditie, die zat er wat hem betreft ook in. Ik liet de zanger weten dat ik aangenaam verrast was om Phoebe Bridgers in de video van My Cleveland Heart te zien schitteren. Hij zei een groot bewonderaar van haar te zijn. Dat nam me voor hem in. Over muziek en vrouwen maak je Browne niets wijs. Nu nog even Black Lives Matter, dacht ik en we hebben – op de situatie in het Midden-Oosten na – de wereldproblematiek wel zo’n beetje gehad.
De man zat, zoals naar het schijnt gebruikelijk, op zijn praatstoel. Dit gesprek werd appeltje-eitje. Ik gooide er nog in dat ik hem met een vriend een ‘unforgettable show’ had zien geven in The Greek Theatre. In tijden van pandemie en interviews is alles geoorloofd, ook en vooral leugens. Dit zou wel eens meer dan een interview kunnen worden, dacht ik. Hier stond vriendschap op punt van ontbolstering. En toen ging het mis. Uit het niets sprak hij me aan met Pieter. “Nee ik ben Ludo”, corrigeerde ik. “Maar ik heb Pieter op mijn lijst staan”, riposteerde hij. Ik probeerde hem duidelijk te maken dat mijn collega Pieter vanwege zijn vakantie niet had doorgegeven dat niet hij maar ik het interview zou afnemen. Dit ging de verkeerde kant op. Browne kreeg hoorbaar het gevoel dat er hier iets niet klopte.
We besloten het over het album te gaan hebben. En toen speelde eerlijkheid me op hinderlijke wijze parten. Ik vertelde hem dat ik het album pas een dag had kunnen beluisteren. Browne bleef vriendelijk maar herinnerde zich ineens dat hij in de studio nog iets moest mixen. “Misschien is het een beter idee als we dit interview uitstellen”, stelde hij allervriendelijkst voor. En zo kwam na elf minuten en vijfenveertig seconden een einde aan mijn conversatie met Jackson Browne. Ik kon ermee leven want het was alleszins een billijk voorstel van Browne om het gesprek later te hervatten, zodat we dieper op de materie in konden gaan. Dieper dan de thema’s die hij al in die paar minuten had aangesneden. Klonk goed, vond ik.
De artiest was meegaand, maar het management uit Los Angeles legde mij toch nog over de knie. Het gesprek zou alleen worden hervat met niemand anders dan ‘Pieter’. Ik was een gepasseerd station. We bedankten voor de eer. Het had niet geklikt. Downhill From Everywhere, zeg dat.