Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Blog

Tekst: Louis Nouws
za 23 april 2022

Boek over oudste folkclub van Nederland

Blog

Dinsdag 26 april verschijnt ‘Troubadour; De Waag in Haarlem als muziekpodium”, het nieuwe boek van muziekjournalist Peter Bruyn. Dat lijkt wellicht 'lokale kost', maar destijds was deze inmiddels 'legendarische' folkclub even het hart van muziekminnend Nederland. Joan Baez, Simon & Garfunkel en vele anderen maakten er hun opwachting, en het was de 'thuisbasis van Boudewijn de Groot en Lennard Nijgh. Ook voor Bob Dylan was al een datum vrijgehouden. Maar hij werd plotseling wereldberoemd, dus dat ging niet door. Tot de dag van vandaag zijn er concerten (van vooral singer-songwriters).

Troubadour vertelt het verhaal van de oudste en meest legendarische folkclub van Nederland, in 1962 begonnen door Cobi Schreijer. Haar doel is om het volkslied levend te houden. In de vroege jaren zestig beleeft de folkmuziek in het Verenigd Koninkrijk en Amerika een nieuwe bloeiperiode. Met een duwtje in de rug van Pete Seeger komen talloze internationale topartiesten naar de eeuwenoude taveerne. In De Waag gaat de folk een eigenzinnige symbiose aan met typisch Nederlandse kleinkunst en geëngageerd chanson.
In de éénentwintigste eeuw zijn er nog altijd  concerten in De Waag. Tientallen internationale artiesten per jaar. ‘Folkies’ zijn echter ‘singer-songwriters’ geworden.

Ook daarover gaat het in Troubadour. Het boek bevat prachtige verhalen over onder anderen Pete Seeger, Simon & Garfunkel, Fairport Convention en natuurlijk Boudewijn de Groot & Lennaert Nijgh. Het boek geeft een analyse van de ontwikkeling van een genre van ‘protestlied’ naar ‘persoonlijke ontboezeming’. Hoe een ‘generatie’ plaats maakte voor het ‘individu’. Hoe een hoofdstroming in de muziek langzaam maar onvermijdelijk een ‘niche’ werd. Maar hoe hij vandaag de dag ook genoemd wordt, hij is er nog altijd. Of zij natuurlijk. Zich immer plooiend naar de tijdgeest. De troubadour.

 
(uit Troubadour; hoofdstuk 16, voorpublicatie)

Mark Spoelstra

Waagoptreden bleef enige Nederlandse concert van Dylan-kompaan

Op vrijdagmiddag 14 oktober 1966 heeft Mark Spoelstra zojuist zijn optreden voor het AVRO-radioprogramma ‘Wie Waagt Die Zingt’ op de band vastgelegd, als een verder niet met naam genoemde verslaggever van Het Vrije Volk zich meldt voor een kort interview. „Mijn naam is bekender dan ikzelf,” noteert die uit de mond van de Amerikaan. „Ik ben een slecht promotor van mijn liedjes. Ik heb geen impresario en doe alles maar een beetje zelf.”

De socialistische krant is niet de enige die iemand op Spoelstra heeft afgestuurd. Ook Haarlems Dagblad en de Volkskrant melden zich. Met de internationale door­braak van Bob Dylan is plots ook iedereen die met hem te maken heeft gehad voor de me­dia interessant geworden. En Mark Spoelstra is zo iemand. In het eerste jaar na Dylans aan­komst in New York trekken de twee veel met elkaar op. Beiden hebben in die tijd amper een houtje om op te bijten en treden vaak voor anderhalve duit op in ieder koffiehuis of folkcafé dat hen maar hebben wil.
„Dylan speelde mondorgel, ik zong. We hadden honger en we leenden elkaar onze laat­ste stuiver. Ik had niet in de gaten dat Dylan toen al heel overwogen aan zijn carrière werkte. Zo gauw hij succes had liet hij mij stikken.” En in de Volkskrant: „Ik heb nooit het vermoeden gehad dat Bob een carrière voor ogen stond. Zelf maakte ik alleen maar liedjes, ik zong, we hadden er plezier in, we leefden.” Het valt de verslaggevers van beide kranten op dat Spoelstra ondanks alles niet verbitterd klinkt.

Het is veelzeggend met betrekking tot zowel Dylan als Spoelstra, de in 1940 geboren kleinzoon van Friese immigranten. Bob Dylan begrijpt al heel snel dat talent niet voldoende is voor succes en dat succes een voorwaarde is voor een carriè­re. Mark Spoelstra wil gewoon mooie liedjes maken en lekker spelen. Hij groeit op in Los Angeles, ziet rond 1960 al dat ‘het allemaal gebeurt’ in Greenwich Village, New York, en als hij daar arriveert valt hij meteen met zijn neus in de boter.

Hij maakt twee albums voor het in troubadourskringen toonaangevende Folkways-label en vindt aansluiting bij de scene rond het hoog aangeschreven folk­blad ‘Broadside’. Spoelstra is ook te horen op de LP ‘The Broadside Singers’ uit 1964, naast onder meer Bob Dylan, Phil Ochs, Tom Paxton, Buffy Sainte-Marie en Malvina Reynolds – voorwaar een chique gezelschap. En op het in datzelfde jaar verschenen, invloedrijke album ‘The Blues Project; A Compendium Of The Very Best On The Urban Blues Scene’ is hij eveneens met een paar liedjes te vinden, naast Dave Van Ronk en Geoff Muldaur en een handvol anderen die hun stempel op de Amerikaanse folkscene drukken.
Op de hoes van die Blues Project-plaat zegt Spoelstra over zijn muziek: ‘The blues are like looking through a high-powered telescope. You see everything so much bet­ter. Sometimes I can sing the real blues only when I’m alone or with a few friends – because I’m afraid a whole audience won’t want to look through the telescope with me… The blues are better than a doctor, except sometimes they cost more.’ Toch staan zijn melodierijke liedjes ver van de zwarte ‘twaalf maten blues’ vandaan en missen ze ook de agressie van sommige van Dylans folksongs. Ze herinneren eerder aan het werk van Phil Ochs, al zijn de teksten van Spoelstra minder ‘politiek’.

Als hij in 1964 op het punt staat om door te breken, wordt de zanger opgeroepen voor militaire dienst. Spoelstra is opgegroeid in een verzoeningsgerichte quaker-ge­meenschap en opteert voor vervangende dienstplicht op basis van gewetensbezwa­ren. Hij wordt erkend en doet anderhalf jaar sociaal werk in Los Angeles. Het geeft hem ruimte om veel nieuwe liedjes te schrijven, maar is tegelijk fnuikend voor zijn muziekcarrière, omdat hij al die tijd ‘uit beeld’ is.
In 1966 gaat hij met een nieuw album voor Elektra op zak uitgebreid op tour­nee en doet daarbij ook Nederland aan. En natuur­lijk wordt hem – zoals ie­dere Amerikaan met een gitaar - in interviews ge­vraagd of hij zichzelf als ‘protestzanger’ beschouwt. Spoelstra zegt liever over de liefde, kinderen en vrede te zingen. Liederen over de vrede houden immers au­tomatisch een protest tegen de oorlog in.
Mark Spoelstra maakt na terugkomst in de Verenigde Staten nog een of twee al­bums, maar kiest dan voor een baan buiten de muziek, zijn gezin en het opvoeden van zijn kinderen. Pas in de éénentwintigste eeuw pakt hij het zingen en liedjes­schrijven weer voorzichtig op. Hij overlijdt in 2007. Na 1966 is hij nooit meer op tournee in Europa geweest en De Waag is het enige Nederlandse podium dat hij heeft aangedaan.
 
Peter Bruyn (1955) is muziekjournalist voor diverse dagbladen en muziek-tijdschriften. Hij schreef diverse boeken over de muzikale geschiedenis van Haarlem. Daarnaast verscheen van hem in 2017 ‘De plaat die rock volwassen maakte’, over het debuutalbum van The Velvet Underground, in 2021 gevolgd door ‘De zeven levens van Oscar Benton’, een biografie van blueszanger en one-hit-wonder Oscar Benton.
Op dinsdag 26 april vindt vanaf 20.00 uur in De Waag, Damstraat hoek Spaarne in Haarlem de vrij toegankelijke boekpresentatie plaats, met livemuziek.

Peter Bruyn, Troubadour. De Waag in Haarlem als muziekpodium telt 208 pagina’s en bevat ruim 260 illustraties. Uitgeverij Loutje, Haarlem. ISBN 9789491936364. Prijs € 22,50. Te bestellen via de boekhandel.