Bob Dylan tachtig: Wie ben ik?
Het blijft niet onopgemerkt. Op maandag 24 mei viert Bob Dylan zijn tachtigste verjaardag. Zijn betekenis voor de popmuziek is onomstreden, maar zijn lange carrière stond altijd in het teken van controverses. In aanloop naar de verjaardag van het fenomeen deelt Heaven-redacteur Ludo Diels vier bespiegelingen. Deel 2: Wie ben ik?
Door Ludo Diels
Een aantal keren zag ik de zanger live. Net als veel mensen die hem ooit zagen optreden vond ik er niets aan. En dat is nog licht uitgedrukt. Ik vond het afgrijselijk. Sommige fans, zo weet ik, bezochten zijn optredens door de jaren heen wel vijftien of twintig keer en beweren met droge ogen dat het altijd knap waardeloos was geweest. Toch waren (en zijn) ze er de volgende keer weer gewoon bij.
Bob Dylan kent een bijzondere manier van klantenbinding. Een doorgewinterde Bob Dylan fan is blijkbaar behept met een behoorlijke masochistische inslag. Wat Dylan doet is een bijzondere vorm van Publikumsbeschimpfung – maar dan zonder dat hij zijn fans een blik waardig keurt. Soms staat hij het hele optreden met zijn rug naar de zaal, of trekt de hoed zo ver voor zijn ogen dat je maar moet aannemen dat het Dylan is. Een good evening laat staan een thank you kan er niet vanaf. Hij kaffert niemand uit, maar negeert zijn publiek. Rare vogel, die Dylan. En vreemde vogels, wij devote fans.
Bobheads heb je in alle soorten en maten. Eén gemeenschappelijke eigenschap hebben deze aficionado’s: ze vreten alles wat het fenomeen Dylan zelf heeft geproduceerd of wat er aan boeken, docu’s en andere snuisterijen over hun idool is verschenen. Hier neem ik afstand. Ik ga niet the extra mile, mijn bewondering begint en eindigt bij zijn discografie, zijn albums. Wel heb ik Chronicles Volume 1 gelezen, zijn vuistdikke songbook gekocht. Maar ik hoef niet te weten of hij van een zachtgekookt eitje houdt. En ik sta ook niet te posten voor de tourbus of bij zijn hotel. Een échte fan zal ik dus ook wel niet zijn. Want échte fans hebben het dagelijks meermaals over Bob. Bob zit diep in hun systeem. Dylan als een levensinvulling.
Een mooi voorbeeld van doorwrochte idolatrie was de BOBcast van de VPRO waarin Chris Kijne en Lars Hulshof in aanloop naar Dylans tachtigste verjaardag zesentwintig podcasts verzorgden over het wonderbaarlijke fenomeen. Tal van liefhebbers probeerden het mysterie van en rondom Dylan te duiden, te ontrafelen. Er zitten mooie afleveringen bij. Maar je wordt er geen klap wijzer van. Je leert in het beste geval de Dylanfan kennen, dat is mooi meegenomen, maar Robert Zimmerman zelf blijft in nevelen gehuld. Men leest alles wat los en vast zit, pleegt tekstexegeses en haalt good old Homerus van stal om Dylans genialiteit van een vergelijkingsschaal te voorzien. Ondanks al dat gelees, geanalyseer en geouwehoer weten we nog altijd niet waar de liedjes precies over gaan en waar his Bobness nu werkelijk voor staat. Sommige deelnemers aan de BOBcast komen daar ook eerlijk voor uit. De bewieroking is grenzeloos en dat neemt me voor deze fans in. Bob is onbereikbaar, een fictief personage. Of zoals Frank Boeijen het zo treffend stelt: Bob Dylan is een labyrint.
Laat ik het doolhof eens binnentreden. Sommige musici kun je via hun muziek leren kennen. Ze bekennen kleur en doen kond van een bepaalde overtuiging in hun teksten. Bij Dylan ligt dat moeilijk. Want, wat zegt hij eigenlijk? En waar staat hij voor?
Bob Dylan wordt sinds het begin geboekstaafd als protestzanger. Zelf had hij een gruwelijke hekel aan die opgeplakte titel. Hij had meer affiniteit met het woord rebellion song. Rebellie sprak luider in hem dan protest, maar spreekt niet echt uit zijn muziek. Hij is eerder iemand die een uitdrukking vindt voor wat hij om zich heen ziet gebeuren. Hij schildert met woorden. De Picasso van de popmuziek. Abstractie met menselijke trekken. Een politiek activist was hij niet of nauwelijks, anders dan zijn vroegere lief Joan Baez.
Dylan schreef niemand de wet voor. Dat de tijden veranderen, zoals hij zingt in evergreen The Times They Are A Changing, ligt aan de veranderende wereld zelf. Get used to it. Bob verroerde op dat gebied geen vin. Hij was geen raddraaier die de tijd een duwtje gaf – althans niet direct. Uit Chronicles rijst vooral een beeld op van een family man, die zijn gezin wil beschermen tegen de pers en de stalkende fans die hem meer dan lastigvielen. Hij wilde minder de wereld als wel meer zijn familie beschermen.
Nergens kun je uit zijn teksten opmaken dat de zanger het systeem wil opdoeken. Dylan is geen punk. Zijn liedteksten zijn veel te abstract om er acties uit te kunnen destilleren. Dylan, zo schrijft hij zelf, is een man van het Noorden. Dat zijn mensen die houden van ‘het abstracte denken’. En het systeem – laten we eerlijk zijn – was niet slecht voor Dylans businessmodel. Hij verkocht onlangs nog zijn volledige liedjescatalogus aan Universal voor een bedrag van ruim 300 miljoen dollar.
Het mooie van Dylanfan zijn is dat je in het duister tast. Wie of wat hij is: jood, christen, kapitalist, wereldverbeteraar, whiskyliefhebber, poseur, radiomaker, blues & folk-kenner, dichter, rijmelaar of charlatan? Geen idee. Iedereen heeft zijn eigen Dylan. Dé Dylan bestaat niet, wordt wel eens gezegd. I Contain Multitudes heet het op zijn laatste album. Bob Dylan is wat bij de Portugese dichter Pessoa een heteroniem heette. Dylan is veelvormig. Een kameleon. Hem kennen, zijn wezen doorgronden, is onmogelijk. ‘I had no concrete identity’, zegt hij er zelf over.
Ik durf te stellen dat Bob Dylan helemaal niet bestaat. Niet dé Dylan, noch een Dylan. Het is een fictief karakter. Geen mens van vlees en bloed. Even onecht als Elston Gunn, Robert Allen of Fireball Roberts en Ziggy Stardust.
Bob Dylan is een masker, een verkoper van illusies. Hij speelt met ons. Het is zinloos om hem te willen kennen. Onbegonnen werk. Dylan heeft dit zo gewild. Daarom weten we ook amper iets uit zijn coterie. Er zijn geen bedrogen vrouwen die uit de school klappen, noch kinderen of kleinkinderen die een boekje over opa Bob opendoen. Dylan – ik moet eigenlijk zeggen Zimmerman – heeft de volledige regie in handen over zijn alter ego. We weten wat hij wil dat wij weten – niets meer. En dat is goed zo. Zijn zelf geregisseerde mystificatie maakt de begeerlijkheid naar meer inzicht over het wezen van Bob Dylan alleen maar groter. Hoe minder hij prijsgeeft, hoe meer we willen weten.
‘Ik geloofde in al wat betovert’, stelde de door Dylan bewonderde dichter Rimbaud in Je est un autre – ik ben een ander. Dylan is een kunstenaar; de mens daarachter is iemand anders. En zo blijft de vraag over: wie zijn wij, zijn fans? Bob Dylan laat ons onbewust in een spiegel kijken. Worden we getrokken door de dwingende kracht van zijn composities? Is het het mysterie rondom de man en zijn muziek die ons fascineert? Zijn we gevoelig voor de smaak van de elite die onder andere in de BOBcast zo fris van de lever over het fenomeen opgeeft? Of spreekt de muziek ons aan op een individueel niveau?
Bob Dylan leren kennen is, denk ik, een lesje in nederigheid. Het vergt tijd en vooral heel veel introspectie. Luister naar zijn muziek en vraag je af: wie ben ik? Hoe kan het dat hij mij schoffeert, mij geen blik waardig keurt, met zijn rug naar me toe staat, onverstaanbaar mompelt en ik toch zijn concerten blijf bezoeken?
Wie ben ik?