Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Interview

Tekst: Michiel van den Dorpel
zo 11 april 2021

Benny Sings

Interview

Op 9 april verscheen de nieuwe Benny Sings, simpelweg Music geheten. Een zomers, vrolijk en fris album, net waar we met z’n allen aan toe zijn. Benny Sings is de artiestennaam van Tim van Berkestijn, een fenomeen dat in het buitenland veel bekender is dan in eigen land en een trits van bekende artiesten tot zijn fans mag rekenen.

Tim van Berkestijn (44) alias Benny Sings groeide op met klassiek en soul, was hardcore Michael Jackson-fan, draaide op illegale technofeesten, omarmde jazz, maakte naam als producer. Music is zijn achtste album. Wie is deze relatief onbekende multi-instrumentalist? Is het niet tijd voor Nederland hem te omarmen? Voelt hij zich hier miskent? “Ach”, zegt hij erover, “niet echt. Het maakt me niet zoveel uit waar ik bekend ben. In Japan, de VS en Frankrijk slaat mijn muziek aan en daar ben ik blij mee. Af en toe moet ik schamper lachen, dat wel. De recensies van mijn vorige plaat City Pop waren in het buitenland alom lovend, het werd een meesterwerk genoemd. En dan volgden de Nederlandse reviews: 'Het kabbelt een beetje door… Drie sterren.’      
 
Here It Comes op Music gaat over je jeugd. Hoe kijk je daarop terug?
“Ik heb een gelukkige jeugd gehad. Mijn vader was huisarts en we woonden boven de praktijk. Ik beschrijf in deze track hoe ik als jong ventje mijn tijd doorbracht in de straten van Dordrecht met mijn skate crew, en over de opwinding die wij voelden over het leven dat nog voor ons lag. Mijn vader noemde ons ‘de kleine reuzen’.”

Wanneer kwam de interesse in muziek?
“Thuis was altijd muziek. Mijn ouders hielden vooral van klassiek. Mijn moeder luisterde naar Chopin en Debussy, mijn vader meer naar opera. Ik ging al vroeg op klarinetles. Maar we luisterden ook naar popmuziek, Motown en zo. It Will Come In Time, het  duet van Billy Preston en Syreeta (geproduceerd door Stevie Wonder) wakkerde mijn bewustzijn voor muziek aan. Ik was nog heel jong, maar ik weet nog wat het vrolijke riedeltje met me deed. Later werd ik diehard Michael Jacksonfan. Zijn muziek stond heel dicht bij me.”

Op de middelbare school richtte je je eerste een bandje op en raakte verzeild in de technoscene.
“Dat was een korte periode, zo rond mijn zeventiende. Ik draaide op illegale technofeestjes. Muzikaal was het niet heel interessant, maar het was vooral heel stoer. Het was vaak in kraakpanden en er waren drugs. Van de drugs die ik gebruikte heb ik een angststoornis overgehouden na een slechte lsd-trip.”

Je ging studeren op het conservatorium in Den Haag…  
“Ja, ik had me aangemeld voor de studie sonologie. Dat gaat over elektronische kunstmuziek, het creëren en componeren van nieuwe atonale geluiden, een genre dat is ontstaan in de jaren na de tweede wereldoorlog met vertegenwoordigers als Karlheinz Stockhausen. Het was extreem heftig en donker. Ik heb het volgehouden, maar was na deze periode blij weer terug te kunnen gaan naar de jazz en hiphop uit mijn jongere periode.”

Van Berkestijns professionele leven ontluikt al snel na zijn studie. Onder de naam ‘Benny Sings’, een afgeleide van de legendarische plaat Chet Baker Sings uit 1954, creëert hij zijn sound, een cross-over van hiphop, jazz en soul.

Wanneer kwam je doorbraak?
“In 2002 stuurde ik mijn eerste demo naar iedereen die die maar iets betekende in de Nederlandse muziekscene. Dox Records, het Nederlandse jazzlabel, hapte toe en mijn eerste langspeler Champagne People was een feit. Die verscheen in 2003. Het winnen van een Essent Award en uitnodigingen voorde  grote festivals zoals Lowlands, gaven me meer bekendheid. Veel verkopen deed ik nog niet, maar door de contacten van Dox ging het wel meteen internationaal.”

In de jaren na zijn debuut promoveert van Berkestijn tot huisproducer van Dox, ontwikkelt hij zich verder als multi-instrumantalist en blijft hij albums uitbrengen als Benny Sings. Acht inmiddels. Met zijn sound, die hij ‘City Pop’ noemt, naar het genre dat bijzonder populair is in Japan, treedt hij op van de Verenigde Staten en Frankrijk tot Japan. Intussen mag hij wereldsterren als John Mayer, Jamie Cullum, Anderson .Paak en Frank Ocean tot zijn fans rekenen, en helpt hij Rex Orange County een wereldhit te scoren met Loving Is Easy.

Met Music borduurt van Berkenstein voort op de stijl van zijn voorgaande albums. De lijst met internationale gasten die aan het album bijdragen is lang en bewijst hoeveel respect er is voor onze landgenoot: Mac DeMarco, Tom Misch, Emily King, Cautius Clay en rapper Kyle. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar ondanks deze indrukwekkende lijst artiesten is het de vraag of van Berkenstein zijn verklaarde dorst naar een wereldhit met dit album zal lessen. Een hit scoren is van zoveel factoren afhankelijk. 

Benny Sings: “Ik ben nooit een troubadour geweest. Mijn angststoornissen hebben ervoor gezorgd dat het altijd stevig gestormd heeft in mijn hoofd. Daardoor heb ik behoefte aan stabiliteit, structuur, huiselijkheid. Ik werk van negen tot vijf in de studio, daarna ga ik koken en luiers verschonen. Sinds ik kinderen heb, heb ik wel beduidend minder last van angststoornissen en geniet ik meer van toeren. Ik heb dus zeker zin om vaker te gaan optreden. Maar nu nog mijn hele leven omgooien? Nee. Het gaat mij vooral om liedjes maken. Die studio hier in Amsterdam, dat is mijn leven. Live spelen is gewoon iets dat af en toe moet. Twee à drie weekjes per jaar ga ik naar het buitenland om contact met mijn fans te onderhouden. Die fans zijn trouwens opvallend jong, dat is het leuke aan die nieuwe indiegolf. Al die Rex-gastjes vinden het ook te gek. Twintig- tot vijfendertigjarigen, dat is zo'n beetje mijn publiek. Terwijl ik eigenlijk stiekem muziek maak voor veertigplussers. Maar tegen niemand zeggen, hè.”

Music van Benny Sings verschijnt via Stones Throw Records