Alex Roeka in Engel En Beest
Woensdag 10 maart zendt de NTR de documentaire Engel En Beest uit over singer-songwriter Alex Roeka. Een jaar geleden was de albumpresentatie van Alex Roeka’s album Rauwe Genade. Aanleiding voor Heaven om met hem te spreken. Een mooie aanleiding dus om het interview met redacteur Ludo Diels online te zetten.
In de televisiedocumentaire Alex Roeka - Engel En Beest kijkt de bevlogen laatbloeier terug. Regisseur Arno Kranenborg zet hem neer als een chroniqueur van het leven. Alles gaat met een hartstocht alsof de dood hem op de hielen zit. Wie pas debuteert op zijn vijftigste als artiest moet ook wel meer haast en passie hebben om zijn kunst te laten horen aan zijn publiek. Er is geen tijd meer te verliezen.
Zijn leven, dat we al kennen uit zijn liederen en gedichten, trekt voorbij in dit openhartige portret. Volgens het principe ‘Je kunt de man uit Ravenstein halen, maar Ravenstein niet uit de man’ gaat hij met Kranenborg terug naar het Brabantse stadje. Daar gaat hij de confrontatie aan met zijn verleden dat hem is blijven achtervolgen.
We krijgen nu eindelijk de beelden en de achtergronden bij zijn poëtische werk dat al jaren op waarde wordt geschat door gezaghebbende collega’s als Huub van der Lubbe (De Dijk), Spinvis en Youp van ’t Hek. En wat vindt de hoofdpersoon er zelf van? “Ik geloof dat de makers er, zonder sensatiezucht, hinderlijke hagiografie of goedkoop sentiment, in geslaagd zijn een boeiende documentaire te maken over mij als mens en zanger.”
Onderstaand interview met Alex Roeka was eerder te lezen in Heaven magazine #3 2020
Alex Roeka: Autobiografisch tot op het bot
Bij weinig artiesten laat zich het onderscheid tussen tussen liedtekst en poëzie zo gemakkelijk oplossen als bij Alex Roeka, pseudoniem van Lex van Mourik. Zijn oeuvre slecht de grens tussen gedacht en gedicht, tussen autobiografische voorstelling en fictie, en tussen kleinkunst en concert. Rauwe Genade verklankt de schoonheid die tegen de verdrukking in groeit.
Door Ludo Diels
Alex Roeka is een man van het schemergebied. Onbestemdheid bestemt zijn wezen. Ook zijn gezang bevindt zich in het halfduister van declamatie en zang, ergens tussen krassen en liefdevol strelend in. De condition humaine met een hoofdrol voor leven, liefde, verdriet en dood, vormt de vruchtbare voedingsbodem voor zijn liedjes. De melancholie klinkt altijd door. Halfleeg is de bierfles en de kroeg blijkt een verderfelijke plek voor roes en verdoving. Het zit de mens niet mee. Vaak gaat het berg op met wind tegen. Het geluk bevindt zich waar hij niet is. Een onversneden romanticus.
Je kunt van Alex Roeka, geboren in een notarisgezin, Ravenstein, Brabant alles zeggen, behalve dat hij gewoon is. Eerder een buitenbeentje. Een man die liever slecht wil zijn dan middelmatig. En precies zo klinkt hij, als een muzikale verhalenverteller die geen moeite doet te bekoren. Bewonderaar Huub van der Lubbe: ‘Roeka is niet behaagziek. Hij zoekt de modder op.’ De zanger van De Dijk plaatst Roeka’s oeuvre ook in een rijke poëticale traditie van grootheden als Arthur Rimbaud, Charles Baudelaire en Paul van Ostaijen. Het zal maar over je gezegd zijn. Roeka zelf zal die bewondering relativeren, maar blij met de erkenning is hij wel.
Een late erkenning, dat zeker, Roeka debuteerde pas in 1996 – na een carrière als zeesleper en psycholoog – met Zee Van Onrust. In de daaropvolgende jaren bouwde hij gestaag een eigen publiek op en won in 2000 de Annie M.G. Schmidtprijs voor zijn lied Noem ’t Geen Liefde. In 2009 sleepte hij een Edison in de wacht voor het album Beet Van Liefde en in 2013 voor Gegroefd. In 2017 ontving hij de oeuvreprijs voor kleinkunst en cabaret. Aan die erkenning derhalve geen gebrek. Maar het blijft wel muziek voor fijnproevers van de niet-commerciële niche. Je zou hem een Nederlandse pendant van Leonard Cohen kunnen noemen. En met zijn hang naar de zelfkant komt een vergelijking met Tom Waits in beeld. “Dylan was mijn eerste liefde. Met hem ging ik in de tijd mee. Die suggestie van poëzie, romantiek en vreemde beelden in zijn teksten heeft mij zeker beïnvloed. Dylan’s oeuvre is een grote grensoverschrijding. Brel kwam voor mij later. Nooit ging iemand in zijn gevoel en empathie zo ver als hij.”
Kleedkamer
We spreken Alex Roeka vlak na de soundcheck in de kleedkamer van het Theater aan het Vrijthof in Maastricht. Roeka maakt een lichtelijk verlegen, soms mijmerende en bedachtzame indruk. Een aardige man op leeftijd die het graag ergens over heeft, en die de hete adem van de tijd in zijn nek voelt om alles wat hij nog te zeggen heeft te realiseren. Met net een nieuwe bundel gedichten Al het Waaien Van De Wereld en het album Rauwe Genade bevindt hij zich creatief in een hogedrukgebied. Zijn Vlaamse vriendin Anne werkt op de achtergrond op haar computer, hun hazewind slaapt onder een deken. Patrick Modiano’s Onzichtbare Inkt ligt voor hem op tafel. Lezen is zijn tweede natuur. Hij ademt poëzie, terwijl hij voor de spiegellampen een gemengde salade verorbert. “Ik voel me prettig in een kleedkamer.”
Bent u bang dat u wegens tijdnood niet meer alles kunt doen wat in het vat zit?
“Zeg maar je, dat spreekt gemakkelijker. Ja, die haast is wel een reëel gevoelde emotie. Ik was immers al 47 toen mijn eerste plaat uitkwam. Ondanks die gevorderde leeftijd heb ik wel altijd met de moed der wanhoop de gretigheid van een zestienjarige gehouden. Door de jaren heen heb ik wel vierhonderd nummers geschreven. Vandaag nog heb ik iets vanaf de achterbank van de auto gemaakt. Dat neem ik dan op met mijn iPhone.” Hij laat een fragment horen. “Elke dag pak ik de gitaar op. Meestal schrijf ik in de woonkamer. Ik denk wel dat ik bezeten ben.”
Is jouw bestaan als artiest in de muziek business meer een kwestie van leven of meer van overleven?
“Ik overleef als zanger. Ik overleef ondanks mijn leeftijd en ondanks mijn repertoire. Overleven is wel een adequate typering, denk ik. Maar ik heb wel een vast publiek. In de wereld van de professionele muziek bestaat veel humbug. Die overleef ik kennelijk ook. Ongelukkig daarentegen ben ik niet, wel onrustig en gejaagd. Er is immers veel tijd in te halen en ik heb nog veel te zeggen.”
Hoe bevalt het buiten de schijnwerpers van de mainstream en in de niche?
“Mainstream zegt me niks. Ik vind wel dat ik een gekke carrière heb. Nooit had ik me voorgesteld dat dit nog zou gebeuren. Ik had weinig op met de maatschappij en ambitie had ik evenmin. Ik wilde de dans ontspringen door niets te doen. Door niets te doen ben je vrij. Maar dat houd je niet lang vol. Je zakt snel af als je de maatschappij niet erkent. Ik ben dus gaan schrijven. Dat is een groot goed. Tegenwoordig kan ik na twaalf albums wel zeggen dat ik in een bepaald circuit meedraai. Geen grote zalen, dat niet, kleinere plekken waar mijn verhaal goed tot zijn recht komt. Ik beschouw mijn liedjes als een vorm van bevrijding, een verlossing. Het doet me ook goed dat Rauwe Genade positief is ontvangen. Mooi is het je door een vast publiek – groot of klein – begrepen te voelen. Eigenlijk wil ik niet meer dan gewoon goede songs schrijven en optreden.”
Kom je uit een muzisch gezin? Je hebt in ieder geval een paar interessante career moves gemaakt van zeevaarder en psycholoog naar zanger van de zelfkant.
“Mijn ouders waren vooral bezig met katholiek zijn. Een maatschappelijke carrière werd bij ons thuis belangrijk gevonden. Het was een moralistische tijd. Voor mijn moeder was stand heel belangrijk. Mijn vader was notaris. Moeder schreef mooie sinterklaasgedichten en blonk uit in het maken van hele revues voor de familie. Ze hield van Jim Reeves. Dat is het wel zo’n beetje. Ik studeerde psychologie, met een onderbreking als zeesleper. Op de kostschool in Venray kwam ik in aanraking met poëzie. Via Guido Gezelle ging het naar Van Ostaijen, Bloem, TS Eliot, Kaváfis en Toon Tellegen. Ook de muziek was er altijd. Buiten Dylan, Cohen en Brel, heeft de rock-’n-roll me ook altijd aangesproken. Sympathy For The Devil was zo’n nummer waardoor ik me ineens begrepen voelde.”
Universum
Op het podium van de bovenzaal ontvouwt zich het universum volgens Alex Roeka. Samen met drummer Jeroen Kleijn en gitarist/toetsenist Reyer Zwart tekent hij de contouren van zijn vertelling. Angst, levenslust, vergankelijkheid, duistere tijden en oude liefdes komen voorbij. Maar ook humor. Soms draagt hij een gedicht uit zijn nieuwe bundel voor. Daarmee voorziet hij de muziek van een inbedding. Roeka heeft woorden nodig om de muziek vleugels te geven. Woord en muziek, zang en voordracht, allemaal in dienst om de door hem beleefde en geleefde essentie over te brengen. Liedjes voortkomend uit de bron van zijn leven. Autobiografisch tot op het bot.