Uw ervaring op deze site wordt verbeterd door het gebruik van cookies.
× Sta cookies toe Meer informatie

Interview

do 9 april 2020

John Prine: ‘He was in Heaven before he died’

Interview

De legendarische singer-songwriter John Prine is dinsdag 7 april in Nashville overleden aan complicaties ten gevolge van covid-19. Zijn gezondheid was al broos. We zijn blij dat we nog maar twee Heavens geleden een mooi interview met hem in ons blad hadden, geschreven door John Oomkes. Het moet een van de laatste interviews van Prine zijn geweest. U kunt het hier op onze site lezen.

Door John Oomkes
 
Aangesterkt na een operatie keert John Prine binnenkort voor enkele concerten terug naar ons land. Een carrière van een halve eeuw heeft de gelauwerde en invloedrijke Amerikaanse singer-songwriter (73) hier de status der zeer groten bezorgd. Prine ademt melancholie en bescheidenheid – in Nederland zeer gewaardeerde eigenschappen, heeft hij gemerkt na het verschijnen van zijn meest recente album The Tree of Forgiveness.
 
Het thema voor The Tree of Forgiveness kreeg John Prine min of meer in de schoot geworpen toen hij een paar jaar geleden een restaurant in Dublin bezocht. “Daar bevond zich a tree of agony, een boom van de lijdensweg. Ik vond het een bijzondere gedachte bomen op te zadelen met zo’n zware betekenis. Om dat idee niet kwijt te raken, nam ik een asbak met die verwijzing mee naar huis.''

Een asbak nog wel. Op dat laatste album, uit 2018, leren we Prine kennen als verstokte roker, een nicotineverslaafde, die zich voorneemt het er na zijn overlijden goed van te nemen. Ook in het hiernamaals vormt roken voor hem een integraal onderdeel van paradijselijk geluk. Uit When I Get To Heaven: 'Yeah, I'm gonna smoke a cigarette that's Nine Miles long'.
 
In die zelfde ode aan ingebeeld geluk vinden we ook de albumtitel terug:
'Then as God as my witness, I'm gettin' back into showbusiness
I'm gonna open up a nightclub called The Tree of Forgiveness
And forgive everybody ever done me any harm'.

“Ik was een formidabele, verstokte roker. Ik moest wel stoppen, ik was er bijna aan onderdoor gegaan. In het ziekenhuis moest ik het zonder dat rokertje doen toen ik wat kleine ingrepen onderging. Daardoor moest ik vorig jaar mijn Europese tour afzeggen. Ik prijs me gelukkig dat het er nu nog van komt. Van optreden dan, niet van roken.''

Gebed
 
Aan zwaarwegende thematiek geen gebrek in John Prine’s songs, al zingt hij evengoed met een bewonderenswaardige luchtigheid. Een beetje zoals Simon Carmiggelt zijn columns schreef: bitterzoet. In God Only Knows draagt hij een gebed voor:
'I pray the lord
my soul to take.
God only knows
the way I feel'

“Dat is een bestaand kindergebedje. Het is misschien helemaal bijzonder als je weet dat God Only Knows het gezamenlijke product is van Phil Spector en mijn persoon. Een deel hebben we samen geschreven, een deel heb ik later afgemaakt. Ik sta helaas niet rechtstreeks met hem in contact, dus hebben we hem een brief geschreven, voorzien van deze cd, met het eindresultaat. Ik heb geen antwoord ontvangen, of wat voor reactie dan ook. Ik weet dus niet of hij er blij mee is, of niet.''

“Ik was een tijdlang zeer bevriend met Robert Hilburn, een muziekcriticus van de Los Angeles Times. Robert was als het ware een grote cheerleader als het er om gaat hoe je mijn songs dient te waarderen. Schreef er veel over, verspreidde mijn werk, kortom, het soort ondersteuning dat je goed kunt gebruiken. Op zekere dag, eind jaren zeventig, liep ik hem in het wild tegen het lijf in L.A. Ik vroeg waar hij mee bezig was en hij vertelde dat hij probeerde een boek te schrijven over Phil Spector. En ik moest mee. Ik zei ‘wat moet ik nou met Phil? Die kent me niet eens!’. Maar Robert zei ‘nou, ik neem hele conversaties op en onlangs viel jouw naam en bleek dat hij je hoog heeft zitten’. ‘Echt waar?', zei ik. En Robert ging nog even door. Dus ik moest wel mee.'' Hij giechelt. “Fantastische, veelzijdige, gekke man. Liep met een revolver af en toe door het huis, schoot ook af en toe in een mengeling van waakzaamheid en achterdocht. Hij had twee begeleiders, een grote vent en een klein kereltje, die hem overal op de voet volgden in zijn eigen huis. Net een scène uit GoodFellas.''
 
“Het klikte tussen ons, op een vreemde manier. Phil had net de productie van Death Of A Ladies Man met Leonard Cohen afgerond. Hij nam me mee naar zijn biljartkamer en draaide de complete opnamen, zo hard dat de biljartballen op de tafel meevibreerden met de dynamiek. Later op de avond, nadat Robert Hilburn weg moest, pakte hij voor mij een gitaar, hij zette zichzelf aan de piano en we schreven samen vanuit het niets If You Don't Want My Love. Dat staat op mijn album Bruised Orange uit 1978. Toen ik langs ging om Phil een exemplaar aan te reiken, kwamen we weer in die kamer terecht, en schreven we ongeveer de helft van God Only Knows. Pas twee jaar geleden heb ik die song voltooid, en zo is het eindresultaat terechtgekomen op The Tree Of Forgiveness.''
 
De combinatie Phil & John is op het eerste gezicht een ongebruikelijke. Prine haalt bijna hoorbaar de schouders op. ,,Ikzelf ben tot het inzicht gekomen dat muziek muziek is en dat alles in principe combineerbaar is, ongeacht de genres. Als het maar tussen twee of meerdere individuen klikt. Ach, het is Phil, natuurlijk, en hij heeft ongetwijfeld vaker gebruikgemaakt van een psychiater, maar ik denk dat ik nog goed met hem door één deur kan. Jammer genoeg is het contact met hem verloren gegaan. Toen ik ditmaal een exemplaar van The Tree Of Forgiveness kwam aanbieden, stuitte ik op een dichte deur.'' Spector zit nog tot 2028 in de gevangenis wegens doodslag.
 
Briljantjes
 
Op hoge leeftijd, zeker voor een songwriter, levert John Prine – niet zelden met hulp van anderen – nog altijd 24-karaatse songs af. Briljantjes van inzicht, pareltjes van zelfreflectie, waarin de ene keer lankmoedigheid doorklinkt, zoals in Summer's End (Came Faster Than We Wanted), en de andere keer nog iets van weerbaarheid – hoe zinloos ook: 'When you can't stand to lose/You're running with the caravan of fools’ in Caravan Of Fools.
 
Prine's belangrijkste talent schuilt desondanks in zijn caramelkleurige, craquelé stem. Hij zou zo het voorbeeld van Johnny Cash kunnen volgen en een flinke collectie songs van anderen op een eenvoudige maar onvergelijkbare manier voorzien van nieuwe zeggingskracht. Niet als een verzameling covers, maar als een album van herinterpretaties.
 
Het idee spreekt hem aan. “Wie weet? Voordat ik The Tree Of Forgiveness uitbracht, speelde ik met de gedachte aan pensioen, aan semi-retiring. Activiteiten terugschroeven, genieten van andere dingen – je kent het wel. Het omgekeerde gebeurde. Ik speel nu meer dan ooit tevoren. En belangrijker dan dat, ik voel me er goed bij. Ik krijg bovendien kritieken als nooit tevoren, krijg aanbiedingen om het podium op te gaan van zalen die vroeger buiten mijn bereik lagen.''
 
Een van Prine's eerste en belangrijkste songs is Angel From Montgomery, dat dateert uit 1971 en door een rij artiesten is gecoverd, maar zelden in zo'n bepalende uitvoering als door Bonnie Raitt in 1974. Het thema van de song behandelt het perspectief van een oudere vrouw die zich ouder voelt dan haar feitelijke leeftijd en verlangt naar een engel die haar uit haar aardse, uitzichtsloze bestaan kan bevrijden.
 
Nu is John Prine zelf op gevorderde leeftijd en voert hij die klassieker nog altijd uit – zonder dat hij zelf een probleem heeft met ouder worden. “Ik denk met dankbaarheid terug aan wat Bonnie heeft gedaan en nog doet. Ik wilde dat we vaker de kansen kregen samen op het podium te staan. We horen artistiek tot dezelfde generatie, net als Steve Goodman, met wie ik in die beginjaren vaak het podium en een hotelkamer heb gedeeld. Achteraf besef ik dat we meer samen hadden moeten schrijven. Dat had te maken met verschillende karakters, maar ook met instelling. Steve had altijd wel een liedjes half klaar, of net opgestart, he was high energy. Mijn geest werkt niet zo dat er maar van alles opborrelt. Ik moet er echt aan werken, zwoegen en zo.''
 
Slavendrijvers
 
“Ik ben niet jaloers op dat talent. Bij mij werkt het anders, en komt het uiteindelijk ook goed. Mijn vrouw en manager Fiona en onze zoon boekten gewoon een hotelsuite in hartje Nashville om me in de vereiste werkmodus te krijgen. Het is maar tien minuten verwijderd van waar we wonen, maar het maakt een wereld van verschil. Te gezellig thuis. Ik nam mappen vol teksten mee, drie gitaren en een ukelele. Binnen een week was het gepiept. Alles voor The Tree Of Forgiveness is daar vormgegeven. Een week later zaten we in de opnamestudio.'' Hij lacht. ''Slavendrijvers!''
 
Nieuwe studiotijd is geboekt voor juli van dit jaar, het hotel nog niet. ,,Ik ben aan het schrijven. Een maatje van me zit te wachten tot dit interview klaar is. Kunnen we eerst wat Buddy Holly-songs uitproberen. Vrijdag komt een trio dames langs om samen te schrijven. Hulptroepen om op gang te komen.''
 
Prine is geen singer-songwriter die om de haverklap sociale kwesties naar voren haalt of van een betere, laat staan, eerlijker maatschappij droomt. Niet altijd hardop in elk geval. ,,Ik schrijf over de onderwerpen die me bezighouden. Dus ook hoe het je medemens vergaat in deze funny old world. Ja, dat is een luxe positie. Wij hebben als de eerste naoorlogse kinderen the golden years meegemaakt. De grote oorlog lag achter ons en rock 'n' roll overkwam ons als een plotselinge branding. Dat heeft alles veranderd. Het was een geweldige tijd om in te leven. Wie weet wat de toekomst voor de huidige generaties in petto heeft? Kijk naar HongKong. Misschien moet je wat daar gebeurt zien als een vonk. Laten we hopen dat het goed uitpakt.''
 
John Prine: 10 oktober 1946 – 7 april 2020
 
Het interview is eerder verschenen in Heaven magazine #2 2020